
Ik zit op mijn rugzak in een klein wegstation in Zweden te wachten op verkeer. Een goederentrein rijdt vlak langs, net de Sontbrug overgestoken op weg naar het Zweedse binnenland. Kopenhagen ligt achter me, aan de andere kant van de zeestraat die men daar de mooie naam Øresund heeft gegeven. Voor me, verscholen achter een verlaten landschap, ligt Malmö. Grijze wolken blokkeren de zon. Ik trek een trui aan.
Een week geleden, woensdag 4 september, hees ik mijn rugzak op mijn rug en nam ik plaats aan de oprit van de E314 om al liftend op reis te gaan. Eerste bestemming: Münster, Duitsland. Daar verbleef ik twee dagen in goed gezelschap om vervolgens afscheid te nemen en richting Kopenhagen te reizen. Met een portie geluk waaraan ik graag gewend zou raken, slaagde ik erin 740 kilometer op één dag af te leggen en de nacht in de Deense hoofdstad door te brengen.
Het station waar ik zit is duidelijk weinig in trek. Er staat nochtans een hoeve die als toeristische attractie moet dienen. Een van de vijf aanwezige auto’s vertrekt. Ik spring op en houd mijn bordje met “E20” op, maar krijg een verontschuldigende glimlach in plaats van een ritje. Ik zit hier nog wel even vast.
Ondertussen wacht ik al bijna drie uur op deze plek. Ik beslis de hoeve binnen te gaan om wat te drinken. De dame achter de kassa vertelt me dat het hier rustig is omdat het toeristisch seizoen achter de rug is. Ze raadt me aan om naar de dorpsstraten achter de hoeve te wandelen en van daaruit verder te proberen. Ik koop een cola zero en zet me comfortabel aan een tafeltje. Meteen probeer ik nog even op de parking, maar ik houd haar goede raad in het achterhoofd.
Ik heb maar drie extra afwijzingen nodig om de goede raad op te volgen. Met hernieuwde moed stap ik langs de omheining naar de kleine weg die aan de andere kant van het wegstation grenst. Met een stevige pas begeef ik me naar een grotere weg, die, wanneer ik ze ver genoeg volg, uitgeeft op een rotonde die richting de E20 wijst. Ideaal. Hier moet het lukken.
Opnieuw twee uur later en nog geen kilometer opgeschoten. Honderden auto’s zijn me ondertussen gepasseerd. Slechts één daarvan vertraagde om vast te stellen dat ik een andere richting uit moet en reed dus toch maar verder. Mijn hernieuwde moed is ondertussen weer ver zoek. Wat er misloopt, is me niet duidelijk. Toegegeven, de plaats is niet ideaal –de oprit leidt naar beide richtingen en er is geen duidelijke stopplaats aanwezig– maar normaal lukt het zo heus nog wel. Het kost moeite om niet elke langsrijdende auto verwijten naar het achterraam te slingeren. Mijn humeur schommelt omgekeerd evenredig met de snelheid van de wagens die voorbij zoeven.
Het is nu zes uur geleden dat ik in Kopenhagen op een oprit stond. Ik ben geagiteerd en zie geen verbetering in de situatie. Met wat moeite herinner ik me dat deze vakantie dient om vrolijk van te worden. Ik hak de knoop door: dit heeft geen zin, ik probeer morgen wel opnieuw. Vandaag blijf ik in Malmö. Een noodoproep op couchsurfing.org levert me binnen het uur een slaapplaats en een uitnodiging naar het Architecture Film Festival in het nabije Lund op. Dàt is waarom ik op reis ben.
